top of page
t_high.png

De Wereld van Tony De Voeger: "De brievenbus die een vuilbak wilde zijn"

ree

Hij lacht. Nu weten die stomme ballonnen ook eens hoe brievenbussen zich voelen, denkt hij. 

 

Denkend aan de kerkdorpen rondom Sint-Truiden zie ik overal merkwaardig geplaatste brievenbussen. Voor een kerk of op een inrit. De kerk staat in het midden van het dorp en is door iedereen verlaten behalve door Jezus Christus. Mijnheer pastoor kijkt door het glas-in-loodraam naar buiten. Rustig. Met de verheven dikke duimen draaiend. De pastoor wacht geduldig af tot het dorp hem weer nodig heeft en zal om de wachttijden te doden, slapen op een van de kerkbanken. God heeft immers nooit haast. 

 

Voor de kerk staat een grote brievenbus. Twee grijze poten met daarop een rood lichaam, waarin een met messing gevormde opening zit die op een mond lijkt. Het ding heeft veel weg van een robot. Dat is misschien nog wel het allermooiste aan onze rode brievenbussen. Het bloedrode uiterlijk van iets wat als hopeloos ouderwets gezien wordt. 

 

In het volgende dorp staat de brievenbus langs een school. Naast de brievenbus staat een vuilbak. De vuilbak wordt tegenwoordig vaker gebruikt dan de brievenbus. De brievenbus heeft het daar moeilijk mee. Soms hoopt hij dat de kinderen uit de school hun plakkerige ijsverpakkingen in zijn mond frommelen, of dat de mensen hun opgerookte sigaretten bij hem naar binnen gooien, maar het is net of hij niet bestaat. Alsof de digitale revolutie een onzichtbaarheidsdekentje over hem heen heeft gelegd. 

 

Drie dorpen verderop staat de brievenbus voor een huis. Het is het huis van de familie Kepernagel. Op de dag dat hij werd geplaatst, heette meneer Kepernagel hem welkom in de familie, maar de brievenbus heeft zich nooit echt een volwaardig familielid gevoeld. Voordat hij voor hun huis stond, hadden de dorpsbewoners geen goed woord over voor de familie Kepernagel, maar zijn komst maakte van het gezin Kepernagel een doorsnee Truiens gezinnetje met een brievenbus.

 

De brievenbus kan vanaf zijn woonplaats het hele dorp zien. In de verte staat een circustent op een parkeerplaats. Hij ziet de alleenstaande moeders in de rij staan. Met in de ene hand een telefoon en in de andere hand een sigaret. Een man in een clownskostuum geeft ballonnen aan de kinderen, maar de kinderen willen helemaal geen ballon, nee, ze willen de gsm van hun moeder, zodat ze Tik Tok kunnen kijken. De brievenbus kijkt naar de grote tros ballonnen. Hij lacht. Nu weten die stomme ballonnen ook eens hoe brievenbussen zich voelen, denkt hij. 

 

In het volgende dorp ligt een basketbalveld. Het betonnen veld wordt zo weinig gebruikt dat er inmiddels gras op groeit. De twee basketbalringen hangen regelrecht tegenover elkaar. Ze haten hun leven. Ze worden nooit meer aangeraakt, ja, soms schrijft een jonge­tje met een piercing vieze woorden op hun palen, maar dat is geen sport. Het basketbalveld wil zichzelf het liefste keihard de grond in boren. 

 

De brievenbus in dat dorp kijkt de tuin in van de overburen. Op de keukendeur hangt een 'Hier waak ik'-bordje, maar de hond die daar ooit waakte, is al veertien jaar dood. Die ligt begraven in de tuin, onder de wasdraad die ooit een wasdraad was. Aan de andere kant van het dorp ligt een park. In het park staat een bankje dat precies op de plek staat waar niemand ooit zou willen zitten. Het staat vol in de schaduw en onder een boom waarin alle vogels van Sint-Truiden die diarree hebben zich elke avond lijken te verzamelen. Was ik maar een brievenbus, denkt het bankje.

 

Was ik maar een vuilbak, denkt de brievenbus.

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page