De wereld van Tony De Voeger: "Liefde op het het Bèr Joekpad"
- Tony De Voeger

- 5 dagen geleden
- 2 minuten om te lezen

Smeulend, brandend en smachtend van kop tot teen. Ze staan op de hoek van het Bèr Joekpad. Een jongen en een meisje. Het is half zes en als het wat meevalt, blijft het nog een uurtje licht.
De krullen van het meisje komen bijna tot aan haar staartbeentje. Ze heeft de laatste tien centimeter van haar haar blond geverfd. Een kort topje danst kort onder haar lange winterjas. De jongen, een vermoeide kop boven een Nike jasje, kijkt diep in haar ogen en ziet voornamelijk zijn eigen verbazing.
Ze proberen al tien minuten afscheid van elkaar te nemen. De jongen is te laat voor het avondeten en zij moet ook ergens anders zijn, maar ze behoeden elkaar voor enige vorm van verplaatsing. Volmaakt verankerd staan ze naast elkaar in een wereld die elke dag vier keer lijkt te vergaan.
Op een werfkast die naast hen staat, hangt een poster van een kat die gemist wordt. De onderkant van het A4 blad is beschadigd, alsof de kat die gezocht wordt de poster van de werfkast heeft geprobeerd te krabben. Hij wil kennelijk niet gevonden worden. De kat wil niet terug naar de mensen die hem Gizmo noemen. Hij haat mensen. Hij haat hoe de mensheid zijn soort heeft behandeld. Ooit waren katten roofdieren, nu zijn ze afhankelijk. De mens heeft van de beste jager op deze aardbol een sierplant op pootjes gemaakt.
Ze proberen al twintig minuten afscheid van elkaar te nemen, maar ze staan nog steeds op de hoek van het zijstraatje van de Schepen Dejonghstraat. Het meisje gaat met haar hand door zijn haar. Hij plukt een wimper van haar wang. Zij wrijft met haar neus over zijn neus heen. De jongen duwt zijn handen diep in de achterzakken van haar jeansbroek. Een haarelastiek en een aansteker.
Zij kust kuiltjes in zijn wangen. Hij masseert haar onderlip met zijn tanden. Het meisje lacht. De jongen fluistert zijn ongeduldige hart haar oren in. “Ik kan niet weg van je." “Ik ook niet," zegt ze. “Ik ben bang dat dit veel verder dan verliefdheid gaat. Ik ben verslaafd aan je. Ik wil je opsnuiven en je uitniezen. En dan maanden in mijn zakdoek kijken," zegt hij.
"Ik wil dat die atoomoorlog van Poetin er komt. Echt waar. Jouw gezicht laat mij naar een atoomoorlog verlangen, want ik wil schuilen in de kuiltjes in je wangen," zegt ze. Ze proberen al meer dan dertig minuten afscheid van elkaar te nemen. “Weet je dat dit trouwens een zeer goede plek is om erachter te komen dat je waanzinnig verliefd bent?"
"Niemand was namelijk zo geweldig als Schepen De Jongh. Jean Guillaume De Jongh zorgde voor de eerste op gas werkende straatverlichting in Sint-Truiden. Hij zette als het ware onze Trudostede in lichterlaaie. Ik hoop dat hij ons hier kan zien staan. In zijn straat. In zijn stad. Smeulend, brandend en smachtend van top tot teen.”
Het meisje duwt haar handen diep in de voorste zakken van zijn jeansbroek. Ze sluit haar ogen. “Wat voel je?" vraagt de jongen aarzelend. “Ik voel een roofdier dat wil uitbreken."





Opmerkingen