top of page
t_high.png

De Wereld van Tony De Voeger: “Maar ik heb je begrafenisspeech al geschreven"

ree

Ik was al aan deze column begonnen. Hij wachtte met uitgestrekte benen op me op mijn bureaublad. Hinderlijk en onfatsoenlijk. De column tikte met zijn wijsvinger op het tafelblad. 

 

Maar ik negeerde hem. Ik negeerde de column die ik niet af wilde maken. Twee maanden geleden belde mijn vriend. Hij stond op de parkeerplaats van het Gasthuisberg ziekenhuis in Leuven. Mijn vriend at een broodje met krabsalade toen hij mij het slechte nieuws vertelde. Ik probeerde nog wat te zeggen, maar de woorden stonden in de file op de rotonde van mijn hart. 

 

"Gaat het, voeger?" vroeg hij. “Om eerlijk te zijn, zit ik te wachten tot mijn wereld ­instort. Dat zeggen mensen toch altijd op dit soort momenten? Dat hun wereld instort. Maar hier staat alles nog recht Frank. Mijn stelling staat steviger dan ik had verwacht."

 

Frank de Tank, geen enkele naam kan een mens zo snel zo verschrikkelijk bang maken. Als je zijn naam hoort, kun je de begrafenis al bijna ruiken. De kist, de bloemen en de tranen die de geur van dure mascara met zich meedragen. Ik kon mijn vriend al zien liggen in zijn kist. Een zwarte cravatte rustend op zijn voorgoed uitrustende borstkas. Glimmende zwarte vrouwenschoenen. Tranen over een roze herfstwang. Doffe ellende.

 

Ik zag mezelf al naast de kist staan. Zwaarmoedig en pruilend. Ik ben hier helemaal niet goed in. Ik keek naar Frank. Gewoon een jongen uit Sint-Truiden die per ongeluk of eerder per toeval in m’n leven kwam. 

 

Frank lag met zijn hoofd in de aardbeivelden van The Beatles en met zijn benen op de oude voetbalplein van Brustem. Ik kon hem echt zien liggen. Hoe hij daar lag te slapen, voor het eerst in zijn leven zonder te snurken. 

 

Ik legde mijn hoofd op zijn buik, maar ik hoorde geen gesnurk. Het enige wat ik hoorde was feestmuziek en gelach. Als de eigenaar het huis verlaat, danst de kanker op tafel.

 

Het is gek wat de naam Frank de Tank met je kan doen. De beelden die je ziet. De mooie herinneringen die zich aan je opdringen. De allesvernietigende onzekerheid die zich meester van je maakt. En de woorden die in de file staan op je oogleden. 

 

Uitgezaaid. Goedaardig. Bestralen. Kwaadaardig. Opflakkering. Uitbehandeld. Misschien is opflakkering wel het vreselijkste woord van allemaal. Ik heb het indertijd al te vaak gehoord. Opflakkering. En dan, een jaar later, laat die alles verscheurende kloteziekte die voor heel even weg was zijn kwaadaardigste bakkes weer zien. 

 

Gisterochtend belde Frank me wederom op vanaf de parkeerplaats van het Leuvense ziekenhuis. Ook dit keer at hij een broodje met krab.

 

"Voeger, ik heb goed nieuws en slecht nieuws," zei hij. “Begin maar met het slechte nieuws dan." “Genk zal dit jaar weer niet kampioen worden," lachte hij. “En het goede nieuws?" “De kanker is niet uitgezaaid, voeger."

 

Toen Frank dat zei, stortte mijn wereld in van ­geluk. “Maar ik heb je begrafenisspeech al geschreven," snotterde ik. “Lees de eerste zin dan maar eens voor voeger. Als ik het nu niet hoor, hoor ik het nooit." “Wie gaat er nu nog ‘ellendige kletskop’ tegen me zeggen?”


foto: beeld is AI gegenereerd

 

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page