De Wereld van Tony De Voeger: "Met die muts op had ze wat weg van Caroline Gennez"
- Tony De Voeger

- 2 dagen geleden
- 2 minuten om te lezen

Een grootvader en een kleinzoon lopen door het Vinne. De zon schijnt boven het provinciedomein en toch dragen ze wollen winterbotten.
De jongen verdwijnt in de struiken. “Zag je wat, Leander?" vraagt de grootvader. “Ik weet het niet, opa," zegt Leander, met ogen zo groot als de gele wielen van een Amerikaanse John Deer. De jongen heeft zo'n grote avonturenhonger dat je zijn hersenen kunt horen malen. Samen zoeken ze naar een dier of insect dat ze nog nooit hebben gezien en als ze zo'n onontdekt schepsel vinden, mogen ze het een naam geven.
"Mis je oma?" vraagt Leander, die met een kleine tak onder een steen wroet. Twee kevers verschijnen, van een soort die hij al eens eerder heeft gezien. Hij mompelt wat en gooit het takje zo ver mogelijk weg. “Ik miste haar eigenlijk alleen maar toen ik geconfronteerd werd met haar dode lichaam. De dood bestaat alleen als je dat verlaten lijf kunt zien. Sinds haar lichaam weg is, mis ik haar niet, want alleen dat lichaam herinnerde mij aan haar afwezigheid. Mis jij oma?"
"Ik mis de kleine dingen. Die tientallen blauwe cirkels achteraan in het Belang Van Limburg bij de televisie programma’s. Oma was een van de laatste mensen in België die gelukkig kon worden van het televisieaanbod. Maar ik begrijp je wel, opa. Als het leven een lichaam heeft verlaten, is het verschrikkelijk moeilijk, maar als de dood langzamerhand steeds onzichtbaarder wordt, lijkt het net of die persoon weer terug kan komen. Alsof de dood zijn anker ophaalt en weer weg kan varen."
De opa volgt twee eksters die verstoppertje lijken te spelen. Ze vliegen als twee zwart-witte cursors over het hemelse breedbeeldscherm van God. De jongen zit gehurkt naast de vijver. Hij ziet een soort poelslak die hij helaas al kent. Een meisje loopt langs. Haar sjaaltje wappert als de vlag van een onbekend land waarvoor hij wel zou willen sterven. Het meisje stopt en vraagt aan hem waarom hij naast de vijver zit.
"Mijn opa en ik zoeken naar dieren die we nog niet kennen." “Mij ken je toch nog niet?" zegt ze. Het meisje trekt de muts van zijn hoofd en zet de bol wol op haar eigen hoofd. Met zijn muts op haar hoofd heeft ze iets weg van Caroline Gennez.
"Ja, maar we zoeken naar een schepsel dat nog geen naam heeft. Een kever of zo." “Jullie mogen mij wel een naam geven. Ik ben toch niet zo heel blij met de naam die mijn ouders mij hebben gegeven."
"Hoe heet je dan?" vraagt Leander. “Brigitte." “Dat is toch gewoon een fantastische vrouwennaam. Vooral die eerste twee letters vind ik mooi. Br. Alsof je het koud hebt. Dat is Brigitte. Bibberend verleidelijk." "Maar waar is je opa dan?" “Die zoekt in de struiken naar een insect dat de naam van zijn vrouw kan dragen." “Dat is focking lief," zegt ze.
Opa komt aangewandeld. De jongen fluistert iets in het oor van het meisje. “Wie ben jij?" vraagt de grootvader aan het onbekende meisje. “Ik ben de reden dat jullie niet meer verder hoeven te zoeken. Ik ben de Mariakever," zegt ze, terwijl ze haar armen naar haar hoofd brengt en voelsprieten van haar handen maakt.





Opmerkingen