top of page
t_high.png

De Wereld volgens Tony De Voeger: "Het is zomer in Sint-Truiden"

Het gehijg is gestopt. Iemand zet twee glazen op een tafel neer en trekt de deur van een frigo open. 

 

Het is zomer in Sint-Truiden. In de zandbak spelen vandaag geen kinderen, omdat het zand veel te heet is. Ik zit op het balkon met een boek. De zweetdruppels springen van mijn kale kop en trekken in het verhaal. Overal staan deuren en vensters open. Het is vandaag zo warm dat niemand meer iets te verbergen heeft.

 

De bovenburen praten over wat ze vanavond gaan eten. Macaroni met kaas en hesp, en dan in de oven. Ik ben aan het genieten van hun gesprek. Het is zo rustgevend om naar gesprekken te luisteren die je zelf niet hoeft te voeren. Ik weet nog helemaal niet wat ik vanavond zal eten. Zeker geen macaroni.

 

Ergens in de buurt oefent iemand uitbundig op een drumstel. Een blaffende hond. Lawaai. Rechts van me hoor ik een ruzie over een wasmachine. De ruziemaker is van mening dat de ruzieaanhoorder de wasmachine niet zo vol mag steken. In het appartement vlak naast ons hoor ik twee mensen de plakkerigste liefde bedrijven. Het gehijg komt uit de keuken. Twee warme vrouwenbillen op een koud stuk graniet. Het is zomer in Sint-Truiden. Alleen onze granieten keukenbladen bieden nog verkoeling.

 

Zo’n zes huizen verderop schreeuwt een vrouw dat computers nooit ziek zijn. Misschien is ze bang dat ze haar werk kwijtraakt. Alleen als ze schreeuwt, kan ik haar verstaan. Ik ben niet bang voor computers. Ze kunnen niet alles van ons kopiëren. Computers zijn misschien nooit ziek, maar ze zijn ook nooit verliefd. Je kunt niet alles kopiëren als je nooit verliefd bent geweest.

 "Computers zijn misschien nooit ziek, maar ze zijn ook nooit verliefd. Je kunt niet alles kopiëren als je nooit verliefd bent geweest.

Het gehijg is gestopt. Iemand zet twee glazen op een tafel neer en trekt de deur van een frigo open. Een fles met water of cola. Ik kan de ijsblokjes horen rinkelen. In hetzelfde appartement trekt iemand een wc door. Andere geluiden hoor ik niet. Daar waar net gehijgd werd, heerst nu een diepe stilte.

 

De bovenburen twijfelen over het dessert. Vanille-ijs met slagroom of helemaal niets. Ze hebben over een paar weken een bruiloft. Computers hebben nooit een bruiloft. In het appartement naast me praten twee mensen over morgen. Ze weten niet of ze elkaar nog wel willen zien. 

 

“We hadden dit misschien niet moeten doen. Ik heb spijt. Heb jij ook spijt?” “Ik heb totaal geen spijt. De enige spijt die ik heb, is alleen spijt dat we dit niet eerder gedaan hebben.”

 

“Maar verliefdheid is toch een zandloper. Ik heb al jouw zand nu al gezien.” “En ik heb al jouw zand dus ook gezien.” “Vind je dat niet erg dan? Het enige wat we nu nog kunnen doen is de zandloper omdraaien. Maar dan gaan de zandkorrels botsen.”

“Botsen is goed denk ik. Frontaal op elkaar inrijden. En dan genieten van de aangerichte ravage. Ik denk dat dat liefde is.

“Botsen is goed denk ik. Frontaal op elkaar inrijden. En dan genieten van de aangerichte ravage. Ik denk dat dat liefde is. Heel hard op elkaar botsen en dan samen een nieuwe toekomst bouwen van alles wat nog over is. Wat denk jij daarvan?”

 

“Maar ik heb al jouw zand nu al gezien.” “Maar nee, ik ben groter dan de Sahara, schat. Wat denk je, gaan we straks even naar de Limone?” Het is zomer in Sint-Truiden. Alleen de computers zijn niet aan het zweten.

 
 
 

Comments


bottom of page