De Wereld volgens Tony de Voeger: "Satan woont in een binnenspeeltuin"
- Tony De Voeger
- 1 dag geleden
- 3 minuten om te lezen

Mijn handen kleven aan de wand. Nog twee verdiepingen. Alles wordt nu smaller. Het is oorlog in de binnenspeeltuin. Ik doe mijn best om niet onnozel te worden, maar de krankzinnigheid heeft eerder dan gedacht een ballenbad van mijn hoofd gemaakt.
Morgenochtend word ik wakker in een gesticht. “Waarom zit jij hier?" zal een medebewoner aan mij vragen. “Verjaardag van m’n kleinzoon meneer.”
Ik zoek mijn kleinzoon. Overal liggen gekleurde ballen. Ik schop hard tegen een gele aan. De bal komt recht in het gezicht van een meisje met blonde vlechtjes. Ze begint te huilen. Ik probeer haar te troosten. Haar vader komt aangelopen.
"Wat is er, schatje?" vraagt hij net voordat hij haar de lucht in hijst. “Ze struikelde," probeer ik te liegen. "Dat kan gebeuren. Ze is moe," zegt hij. “Ja, inderdaad meneer, ik denk dat ze gewoon moe is." Het meisje huilt gelukkig zo hard dat ze de waarheid niet kan vertellen. Opeens hoor ik iemand anders huilen. Het gehuil komt helemaal van boven.
Misschien is het mijn kleinzoon. Ik trek mijn schoenen uit en probeer zo snel mogelijk naar de vijfde verdieping van het kolossale speeltoestel te klimmen, maar alles plakt en er staan allemaal kinderen die me de weg belemmeren. Een jongetje met een Racing Genk t-shirt blokkeert de tweede trap. Hij zegt dat ik er niet langs mag. Ik kan de suiker in zijn ogen zien glooien. Dit gaat niet makkelijk worden. Ik zeg dat ik straks een zak snoep voor hem koop als ik erlangs mag. Hij stapt opzij.
Ik kom steeds dichter bij het gehuil. Mijn handen kleven aan de wand. Nog twee verdiepingen. Alles wordt nu smaller. De Florentijnse dichter Dante Alighiero beschreef ooit de reis doorheen de hel, op weg naar de Louteringsberg. Het lijkt erop dat ik momenteel gevangen zit op deze plakkerige berg.
Satan woont in een binnenspeeltuin. Ik weet het zeker. Dit is het suikerpaleis van Lucifer. Het huilende jongetje is niet mijn kleinzoon. Toch probeer ik hem te troosten. Dan komt zijn vader aangelopen. De man draagt een lichtgrijs T-shirt en zijn oksels zijn familie van Ben Crabbé.
"Wat is er allemaal aan de hand, lieverd?" De man kijkt naar mij. Hij begrijpt niet wat ik hier doe. En hij heeft gelijk. Ik heb niets op de vijfde verdieping te zoeken. “Heeft deze man je soms aangeraakt?" “Rustig aan meneer, ik hoorde iemand huilen en dacht dat het mijn kleinzoon was."
Ik loop weer naar beneden en zie ik dat ik een sok ben kwijtgeraakt. Ook dat nog! Dan kan ik net zo goed die andere sok ook maar uittrekken, denk ik. Als ik helemaal beneden ben en de hel wil verlaten, krijg ik een serenade van een moeder.
"Ouders en grootouders moeten altijd hun sokken aanhouden. Dit is toch vies meneer? Niemand weet waar jouw voeten zijn geweest." “Maar twee uur geleden stond ik nog onder de douche mevrouw. En ik ben onderweg een sok kwijtgeraakt. Ik weet ook niet waarom, maar zie het maar als een offer aan Satan." De vrouw loopt hoofdschuddend weg. Ze struikelt bijna over een bal.
Ik kijk om me heen en zie allemaal intens drukke kinderen en ouders die hun kinderen met snoepgoed proberen te kalmeren. In de verte zie ik mijn kleinzoon lopen. Ik zeg dat we naar huis gaan. Hij wil nog niet naar huis. Ik beloof hem een grote suikerspin.
Dan hoor ik het. "Wil de grootvader die hier op zijn blote voeten rondloopt even naar het onthaal komen?" Het komt uit alle luidsprekers. Alle hoofden richten zich op mij. Iedereen kijkt naar mijn voeten. Ergens tussen het vierde en het vijfde verdiep spuwt de duivel mijn sok uit en lacht zich kapot.
Comments