top of page
t_high.png

De Wereld volgens Tony De Voeger: "Verliefdheid die in de avond ontstaat, kan alleen in de nacht voortbestaan"


We werkten samen in de tempels van de nachtelijke kosmos. Drie nachten per week liepen we tussen de lijven van mensen die zich voor een paar uur op de dansvloer wilden verstoppen. 

 

We zagen de bezoekers verdwaald en onrustig binnenkomen en in de ochtend verlieten ze nog verdwaalder de danspaleizen. Volmaakt verdwaald en op de grens van onbezorgdheid. Plakkende zweetlagen lieten hun voorhoofden glimmen. 

 

Ze hadden zichzelf gelukkig gedanst op muziek die zo vreselijk hard stond dat ze hun problemen niet meer konden horen. Nico en ik stonden vaak samen op het werkveld. De dansvloer was ons veld. We hielden allebei van dancings en discotheken.

 

Onze liefde voor het nachtleven had overigens weinig met romantiek te maken, nee, in de nacht kregen we gewoon de nodige aandacht en het bijbehorende geld. Drinkgeld ook. In de nacht werd niet gespaard. Alimentatie en afbetalingen stonden nergens op de gastenlijst.

 

Ik voelde me altijd veilig als ik met hem op de werkvloeren stond. Hij was niet groot en hij was niet breed, maar het leek alsof zijn benen op trampolines stonden. Als er problemen waren, sprong hij bij en bluste de nacht. 

 

Op een ochtend stroopte hij zijn mouwen op en liet hij mij zijn armen zien. Nico zette af en toe kleine tatoeages op zijn eigen huid. Hij was geen Michelangelo, maar ik was jaloers op hoe onbevreesd hij was. 

 

Hij had zo veel lak aan alles dat je met zijn lak met alle gemak het plafond van de melkweg kon schilderen. De laatste keer dat ik hem zag, was voor de ingang van het ziekenhuis. Hij zat op de armleuning van een rolstoel een kleine sigaar te roken, zo’n dun ding met een plastic wit filtertje. Hij was erg afgevallen en woog denk ik net iets meer dan de gouden ketting om zijn nek.

 

"Antoine!" schreeuwde hij. Zo noemde hij me. Antoine. "Hoe gaat het met je, Nick?” vroeg ik. Zo noemde ik hem. Nick. Hij was een jongen van de stad en ik een jongen uit de boerenbuiten. Nico werd Nick en Tony werd Antoine.

 

"Ik ga niet oud worden, Antoine." “Hoe lang heb je nog?" “Weinig. Het is wat het is en het is niet veel en het is niet anders. Het is gelukkig niet heel ver lopen van de kosmos naar de ­hemel. Mis jij dat leven niet? Die hemelse nachten Antoine? Die onvergetelijke nachten?”


Wringkussen

"Ik mis die ochtenden. Dat we om zeven uur naar buiten liepen en dat alles gewoon al zonder ons begonnen was. En dat de mannen en vrouwen die voor de deur aan het wringkussen waren." “Wat is wringkussen?" "Je gaat uit, je wordt verliefd op iemand in de nacht, en dan is het opeens ochtend. Verliefdheid die in de nacht ontstaat, kan alleen in de nacht voortbestaan. Wringkussen doe je als je die verliefdheid alsnog mee de ochtend in probeert te nemen."

 

"Dat gevoel ken ik Antoine. Dat is precies wat ik elke dag aan het doen ben sinds ik ziek ben. Ik probeer alles wat ik heb mee naar morgen te nemen. Wil je een trek van mijn sigaartje?”

 

"Ik rook geen sigaren. Dat weet je, Nick." “Eén trekje Antoine. Laten we voor één keer samen de grijze wolken uitblazen. De grijze wolken doen me denken aan mijn grafsteen. Aan m’n einde. Ik trek het niet meer Antoine.”

 

Ik nam een trek van de aangeboden stinkstok en probeerde niet flauw te vallen. Daarna pakte ik hem stevig vast. Ik kon elk bot in z’n tengere lijf voelen. “Wie was dat?" vroeg mijn vriendin toen we naar de auto liepen.

 

"Dat was Nick. De nieuwe baas van de hemel."

 
 
 

Comments


bottom of page